Tekst |
GUNNINGH SLOET, Francina (geb. Kampen ca. 1792 – gest. na 1814), vrouw in manskleren, soldaat, beschuldigd van oplichterij. Dochter van Frans Gunningh en Antje Broese. Francina Gunningh Sloet bleef waarschijnlijk ongehuwd.
Het levensverhaal van Francina Gunningh is overgeleverd door de rechtsgeleerde J.W. Staats Evers (1828-1894), die haar zaak beschrijft in zijn overzicht van grote negentiende-eeuwse strafzaken in Gelderland (1859). Francina was in juni 1814 in Zutphen opgepakt op verdenking van huwelijksbedrog en oplichting. Onder de naam Frans Gunningh had ze op krediet kleding gekocht voor Alida Landaal, een boerendochter uit Apeldoorn, met wie zij op het punt stond te trouwen. Tijdens het gerechtelijk onderzoek was echter gebleken ‘dat deze persoon een in mans klederen vermomd meisje was’ (Staats Evers, 288).
Francina Gunningh was geboren in Kampen als onecht kind van Frans Gunningh en Antje Broese. Tot haar zevende had ze bij haar grootouders Johannes Broese en Gerritje Hulsberg gewoond, daarna bij haar – inmiddels getrouwde – moeder in Amsterdam. Francina had een paar jaar op kostschool gezeten en in de lakenwinkel van Adrianus Croes aan de Oude Gracht in Utrecht gewerkt, maar na de dood van haar moeder had ze een zwervend bestaan geleid. Ze had in Rotterdam en in Overijssel gewoond en was vervolgens met een Franse vrouw en haar dochter naar Frankrijk gereisd. Vanuit Zuid-Frankrijk keerde Francina alleen terug naar Holland. Onderweg gaf de kasteleinsvrouw van een postherberg haar het advies haar kleren te verkopen en een ‘mansgewaad’ aan te schaffen. Vanaf dat moment – het zal ongeveer 1812 zijn geweest – gaf Francina er de voorkeur aan als man door het leven te gaan.
Haar verschijning als man was een succes, want toen Francina Gunningh in aanraking kwam met de Franse politie en justitie, werd haar ware sekse niet ontdekt. Omdat ze geen papieren bij zich had, meende de gendarme met een gedeserteerde soldaat van doen te hebben. Ze werd enkele dagen gevangengehouden, overgebracht naar Cherbourg en ingelijfd bij een Frans legerkorps. Francina zag echter kans naar Duitsland te ontkomen en trad als soldaat in dienst van een Pruisisch korps onder Blücher. Nadat ze in Duitsland gewond was geraakt, werd ze in het hospitaal verpleegd ‘totdat men, ter gelegenheid van een ongemak aan hare borst, haar geslacht ontdekte en haar uit de dienst ontslagen had’, kennelijk zonder represailles (Staats Evers, 289).
Na dit avontuur keerde Francina Gunningh terug naar Holland, nog steeds in manskleren. In Overijssel lichtte ze de familie op van een man die ze in het leger had leren kennen, maar in 1813 liep ze tegen de lamp. Voor de Zwolse rechtbank maakte ze zich bekend als Frans Gunningh, kleermaker te Holten, 27 jaar oud. Ze werd tot drie maanden gevangenisstraf veroordeeld, opnieuw zonder dat men haar ware sekse ontdekte. Toen ze in november 1813 uit de gevangenis werd ontslagen – nog steeds noemde ze zich Frans – schafte ze opnieuw militaire kleding aan. Ze vocht mee in het beleg van Kampen, Coevorden en Deventer en leerde daar Alida Landeel kennen, dienstmaagd bij een boer. Soldaat Frans Gunningh beloofde met Alida te trouwen om zich te verzekeren van een goed kosthuis.
Na de oorlog probeerde ze Alida van zich af te schudden, maar deze hield ‘Frans’ aan zijn huwelijksbelofte. Ze reisden naar Apeldoorn, waar Alida’s vader koperslager was, en op 12 mei 1814 gingen ze daar in ondertrouw. Francina presenteerde zich als Franz Gunningh Sloet junior, Heer van Amerongen, 26 jaar oud, geboren in Alkmaar en woonachtig in Deventer, zoon van Hans Sloet. Hij verklaarde te willen trouwen met Amalia Gunningh, 20 jaren oud, geboren te ’s-Gravenhage, wonende te Apeldoorn. Maar op 22 mei 1814 werden ze op het stadhuis ontboden omdat ze niet over de vereiste bewijsstukken beschikten. ‘Frans’ weet dit aan ‘de geringe stand der bruid’ (Staats Evers, 291). Langzaam maar zeker groeide de achterdocht en ten slotte werd ‘Frans’ gearresteerd wegens huwelijksbedrog. Op 28 december van dat jaar werd Francina Gunningh Sloet schuldig bevonden aan ‘bedrieglijke oplichting’ en aan ‘ontvluchting uit de gevangenis door middel van braak’. Voor het eerste misdrijf wachtte haar een gevangenisstraf van twee jaar en 25 gulden boete, waarna ze voor het tweede misdrijf nog een half jaar vastzat (Staats Evers, 291). Over de verdere lotgevallen van Francina Gunningh, als man of als vrouw, is niets bekend.
De verklaring van Francina Gunningh voor de Zwolse rechtbank had de nodige weerklank. Staats Evers kwalificeerde haar geval als een ‘met grote sluwheid bewerkstelligde oplichting’, maar latere wetenschappers (Magnus Hirschfeld en Dekker/van de Pol) beschouwen haar travestie als een inventieve oplossing voor een troosteloos bestaan als meisje.
Literatuur
J.W. Staats Evers, Lijfstraffelijke regtspleging in Gelderland (Arnhem 1859) 287-293.
Magnus Hirschfeld, Die Transvestiten (Berlijn 1910) 544-545.
Rudolf Dekker en Lotte van de Pol, Daar was laatst een meisje loos. Nederlandse vrouwen als matrozen en soldaten, een historisch onderzoek (Baarn 1981) 129.
Rudolf Dekker en Lotte van de Pol, Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van een tegendraadse traditie. Europa 1500-1800 (Amsterdam 1989) 161-162.
Redactie
Biografienummer in 1001 Vrouwen: 649
laatst gewijzigd: 13/01/2014 |