Tekst |
Op het Request van B. Nieuwenhuis Jr. en Jan Krebs als Curatoren over den persoon en de goederen van de wede van Marten Riegen, te kennen gevende, dat zij, na door deze vergadering gequalificeerd te zijn geworden om aan G. Pickaer en A.C. Gunningh uit den boedel van voornoemde weduwe te verstrekken een som van f.500 - : - mits die penningen geanploreerd wierden tot eene kostwinning, door dezelve G. Pickaer en A.C. Gunningh voor de laage bank aangesproken zijn voor eene som van f.4000 - : - zullende spruiten uit zekere promesse door opgemelde wede gedaan bij handtekening de dato 20 Maart 1798, waarover zij Requestranten de voorschreven f.500 - : - niet hebben betaald; Dat G. Pickaer en zijne vrou thans van die praetentie ad f.4000 - : - en van alle andere ten laste de wede Riegen afzien en daar voor quiteeren mits door de Requestranten qaan hun in mindering hunner eventueele erfportie van de wede Riegen worde voorgeschoten eene som van vijftienhonderd guldens,
blijkens een daarvan eigenhandig ondertekend instrument den gequeste geannecteerd,
verzoekende overzulks daartoe deautorisatie dezer vergadering.
Was geapost: Op het Rapport van de Hoofdlieden van het Cellebroederquartier worden de
Requestranten in hunne qualiteit geautoriseerd om aan G. Pickaer en A.C. Gunningh
Ehelieden uit te tellen eene som van vijftienhonderd guldens op rekening van de eventueele
erfportie van derzelver grootmoeder Christina Ecker, wede van Marten Riegen. |