NGV Stambomenverzameling
Warner Mullinga
( v.1570) - (v.3-9-1616)-
Naam Warner Mullinga Geboren ( v.1570) Geslacht Mannelijk _PATR Evers Overleden (v.3-9-1616) Persoon-ID I29041 Boom 002 Laatst gewijzigd op 31 jan 2015
Kinderen 1. Rudolf Emmen, geb. ( c.1589) 2. Evert Mullinga Emmen, geb. ( v.1595), ovl. ( c.1654) 3. Wolter, geb. ( v.1600) Laatst gewijzigd op 2 okt 2019 Gezins-ID F15684 Gezinsblad | Familiekaart
-
Aantekeningen - Van de oudst bekende generatie Mullinga is alleen bekend dat het een zekere Evert was, die een zoon had met de naam Warner Evers Mullinga. Deze Warner Evers (de tweede generatie Mullinga) was een eigenerfde, buir te Emmen. Hij was op 20 oktober 1596 mede ondertekenaar van een akte opgemaakt door de drost en 24 etten waardoor vaststaat dat hij lid van de Etstoel namens het Dingspel Zuidenveld was. (Deze akte was een overeenkomst tot onderlinge waarborging van elkaar tegen alle mogelijkenadelen die voort zouden kunnen vloeien uit het feit dat zij hun ambtsbezigheden bleven uitoefenen, nadat zij uit hun ambt waren gezet als gevolg van de hoog opgelopen onenigheid met de generaliteit en de Stadhouder over de benoeming van de drost.)
Warner Evers wordt ook vermeld bij de aanstelling van Reynold de Vos van Steenwijk tot drost op 30 oktober 1598.
In 1612 had Warner Evers 37 mudde land in Emmen bezaaid. Een volle boerderij was kennelijk 32 mud ?(gelijk 1 last koren)?.
Warner Evers komt niet meer voor in het register van erven en huizen van 1630.
- Van de oudst bekende generatie Mullinga is alleen bekend dat het een zekere Evert was, die een zoon had met de naam Warner Evers Mullinga. Deze Warner Evers (de tweede generatie Mullinga) was een eigenerfde, buir te Emmen. Hij was op 20 oktober 1596 mede ondertekenaar van een akte opgemaakt door de drost en 24 etten waardoor vaststaat dat hij lid van de Etstoel namens het Dingspel Zuidenveld was. (Deze akte was een overeenkomst tot onderlinge waarborging van elkaar tegen alle mogelijkenadelen die voort zouden kunnen vloeien uit het feit dat zij hun ambtsbezigheden bleven uitoefenen, nadat zij uit hun ambt waren gezet als gevolg van de hoog opgelopen onenigheid met de generaliteit en de Stadhouder over de benoeming van de drost.)