Aantekeningen |
- De naam Leeuwenburg is afkomstig van de hoeve Leeuwenburg. Hiervan is sprake in een acte van 25 juli 1570 (R.A. Ridderkerk aanw. 1896 LXV III, 3) als een overdracht plaatsvindt van huis, berg, schuur enz. en een deel van 13 morgen lands. In het protocol van notaris van Gilst te Rijsoord, dato 7 december 1665 wordt ook Wouter Pleune, wiens nazaten later ook de naam Leeuwenburg voeren, als wonende op Leeuwenburg onder Ridderkerk genoemd.
Genoemde Aart Cornelisz. Leeuwenburg trouwde drie maal te Ridderkerk en overleed om- streeks 1615 na slechts enkele jaren met zijn derde vrouw gehuwd te zijn geweest. Uit zijn eerste huwelijk, dat op 1 augustus 1604 met Roocken Aertsdr. te Ridderkerk plaats had, werd een zoon Cornelis geboren en 20 oktober 1607 te Ridderkerk gedoopt, die op 11 januari 1632 te Rhoon met Neeltje Jacobsdr. v.d. Esch gehuwd, de stamvader van een grote nakomeling- schap werd.
Aart Cornelisz. Leeuwenburg huwde 17 april 1611 opnieuw te Ridderkerk met Mariken Jansdr., die hem weer spoedig ontviel. Hij trouwde daarna in dezelfde plaats opnieuw 30 november 1612 met Leentje Willemsdr. Uit een acte van uitkoop in het weeskamerarchief Ridderkerk No. 1 kan worden vastgesteld, dat deze Leentje Willemsdr. een dochter was van Willem Pietersz. Penninck en Baeltge Pietersdr. Huyberts.
Het Weesboek Ridderkerk No. 1 bevat ook, dato 19 maart 1626 een uitvoerige staat van hetgeen Cornelis, het weeskind van Aart Corn. Leeuwenburg en Roocken Aertsdr. competeerde voor zijn moederlijke goederen en van hetgeen Jacob en Rookje, de kinderen van Aart Cornelisz. Leeuwenburg en Leentje Willems, voor hun vaderlijke goederen competeerde.
Van dit laatste volgt hier een afschrift:
Memorie van hetgene Jacob Aertsz. en Roocxkie Aertsdr. naerkinderen van za Aert Cor- neliszn Leeuwenburch geprocreert bij Leentge Willems voor haren vaderlicke goederen is competerende.
Deselve kinderen comt t'zaemen de tweederde parten van twee mergen twee honderd ende XXV roeden vrij eigen lants, leggen aen Westsijtse Wech gemeen met haere halve
broeder Cornelis Aerts wesende voor haer portie t'samen negen hondert vijftich rou lants, welck lant jegenwoordich gepacht is bij Gerrit Lodewijcx Smit en Claes Robben voor vijf jaeren de mer om 22-10-0 loopende hoop op LIII gl VIII st IX dr. ende voor dese kindren twee deelen XXXV £, XII st VI dr. waeraf te betaelen staet over het IIe Ve jaer vervallen Carsmis 1625 35-12-6.
Aengaende d'voordere goederen tot profijte van de kindren verkocht is op huijden ge- blecken bij kennisse van wethouderen en reeckenm dat D-selve sijn geemployeerd tot ali- mentatie als cleederen van deselve kindren daermede Cornelis Cornelisz. stiefvader van selve bekent van alimentatie van dien betaelt en voldaen te wesen tot in de maent van Juni
1625 incluijs.
Cornelis Cornelisz. heeft op dato deser wettelick aengenomen van Aryen Cornelisz. Leeu- wenburch bloetvoocht neffens de schout Pr prsz. als oppervoocht d'voors kinderen te ali- menteren en onderhouden in eten en drincken mitsgaders cleedinge en gewaden, als oock ter schoele te laten gaen naer vermogen ende dat voor de tijt van vier jaeren daeraf het eerste jaer sal uitgaen nu inder maent van Junio toecomende ao 1626 waervoren hij sal ontfangen de pachten van de voors kinderen lant Jaerlicx tot XXXV gl 12 st 6 dr. vermo- gens de verhuijringe sijnde d'eerste jaer vervallen geweest Carsmis 1625. Ende dat vier jaeren lanck gelijck de huijre expire is, onder dese condicien dat ingevalle de kindren ofte een van die binnen deselven tijt quamen te overlijden, in sulcke gevallen de bestepennin- gen van dien met het loopende jaer sullen cesseren. Ende sal Cornelis Cornelisz. betaelen aent gelach en oncost op huijden gevallen buijten costs van kminderen dus drije guldens, Actum de XIX Martij 1626.
|