Aantekeningen |
- Op 7 juli 1651, had Leentje Willemsdr., weduwe van zal. Cornelis Cornelisz. Jonge Nies, wonende aan de Blaeck, bij notaris Gijsbert de Jager te Dordrecht (Prot. No. 46 Fol. 71) een testament gemaakt als volgt: 'sij verclaerde te willen ende begeren dat haren soone Jacob Aertse Leeuwenborch of diens kinderen hebben sul de eene helft van sekere elst hout lants met den aencleve van dijen, tot haeren boedel spetterende, leggende int Oostsomerlant, ende Janneken Cornelis, haer dochter of kinderen, dat die voor haere erfenisse hebben sal de andere helfte van t'voorn elsthoutlant ende dat Roocxken Aertsdr. haere andere dochter mede voor haere erfenisse hebben sal de som van seven hondert gld en dat de vordere goederen van haeren boedel bij de voors haere drije kinderen gepart ende geerft sullen worden in drije deelen. Nochtans soo ende onder expresse conditie dat Rooxken Aertsdr. van alle deselve goederen maer en sal hebben de tochten haer leven lanck geduijrende en de haere kinderen den eijgendom ende dat oock deselve tochten geduijrende het leven van haeren man nijet en sullen mogen worden vervrempt maer so het gebeurde dat de man van den voorn Rooxken Aertsdr. mochte sijn overleden ten tijde van t'overlijden van haer testatrice, so sal de voorn Roocxken Aertsdr. mede vrij end franck mogen aenvaerden de voors. erfenisse soo sij dat begeert en anders niet ten eijnde dat de versterfenisse bij de crediteuren van haer ofte haeren man nijet en werde geevinceert ofte oock mede nijet en werden genoten bij de voors. kinderen van de voorn. haeren man. Voogden Jacob Aerts Leeuwenburg en Janneken Cornelis haer dochter'.
Op 3-1-1658 maakte Leentge Willems, weduwe van Cornelis Cornelis Waelboer, wonende aan den Blaeck, ten hare huize opnieuw een testament. Zij benoemde haar kinderen en haar kindskinderen in hun ouders plaats tot haar universele erfgenamen. Aan haar zoon Jacob Aerts Leeuwenburch en diens tegenwoordige huisvrouw vermaakte zij levenslang de inkomsten van een derde part in 11 hont land in het Oostzomerland onder Heinenoord, dat aan de westzijde aan Leeuwenburch belend was. Na hun overlijden zou dit aan hun kinderen komen. Tot voogden over haar minderjarige erfgenamen benoemde Leentge ‘de naeste van
den bloede van vaders sijde’. Leentge bekrachtigde haar wilsbeschikking met haar handmerk.
Op 3 november 1658 testeert te Mijnsherenland Leentje Willemsdr, wed. van Cornelis Cornelisz Waelboer, wonende aan de Blaak. Zij verklaart haar kinderen tot haar universele erfgenamen en bij vooraflijvigheid van deze haar kindskinderen "onder conditie nogtans dat Jacob Aerts Leeuwenburg ende sijne tegenwoordige huijsvrouw beijde haer leveslanck geduijren, van het eenderdepart dat hem uit krachte van deses sal aencomen in seeckere Elsthoutlands, niet meerder sullen trecken ende genieten dan de bladinge en het jaerlijcx suijver incomen van het voorsegde eenderepart in genoemd Elsthoutlands, en naa haerluijder beijden doot sal 't voornoemde eenderdepart onbelast comen erven en besterven op den voorn. Jacob Aerts Leeuwenburg zijn kinderen die sij testatrice daartoe institueert en substitueert bij desen"
Over het derde huwelijk van Jacob Aerts Leeuwenburg, dat tussen augustus 1656 en januari 1658 moet hebben plaatsgehad, valt niets mede te delen. De naam van deze vrouw was waarschijnlijk Annetje Cornelisdr., want 26 juni 1672 huwde Jacob te Maasdam, wedr. van Annetje Cornelis, wonende aan de Blaak met Maijken Flores, wed Harmen Lodewijks Montaan, wonende onder Maasdam. Aangenomen, dat hij plm. 1615 te Ridderkerk geboren was, was hij toen 57 jaar; volgens een acte in R.A. Heinenoord E XIV-13 kocht hij 29 augustus 1681 nog op het land staand gewas; in 1685 was hij, blijkens weesboek No. 3 Mijnsherenland, getuige bij de uitkoop, na het overlijden van Cornelia Bouwens.
|