Aantekeningen |
- van A. van Veldhuizen: Over de zoon van Evert Maesen de Jonghe, Maes Evertsen geheten en geboren tussen 1595 en 1605, weten we niet meer dan van zijn vader.
Hij werd dus tussen 1633 en 1639 pachter van de bouhof `Velt Huys' en bleef dit tot omstreeks 1647 of 1651.
In de verpondingen komt zijn naam ook in latere jaren nog voor, maar met de aanvulling: nu Johan van Ommeren (de nieuwe eigenaar van de oude boerderij) met pachter Melis Toinissen.
Zijn vrouw zal vermoedelijk Lijsjen Willems geheten hebben.
In Rag/Ora Veluwe dl. 802 fol. 117 bevindt zich het testament van Willem Maesse, gedateerd "17 meert 1727". Hij was weduwnaar van Elisjen Willems en uit zijn huwelijk was een zoon geboren, Maes. Deze Maes Willemsen trouwde met Gerritje Gerrits. Maesis echter in 1727 al enige jaren eerder overleden zonder kinderen na te laten. Zijn weduwe is hertrouwd met Lubbert Derksen.
In het testament van Willem Maesse lezen we: "dat het sijn ernstig begeren is 't legateren ende te maeken uit genegenheyd die hij haer is toedragende aen sijn schoondogter Gerritjen Gerrits, alle de nae te latene gerede (roerende) goederen, geld, goud, silver gemunt ende ongemunt, kleinodien, actien en crediten tot alle hetgene tot de comp.t lijve gehoort incluis, en generalijk alles wat enigsins voor gereet gerekent kan en mag worden, niets van alles uitgesondert, dog sal Gerritjen Gerrits gehouden sijn te betalen d' comp.n. schulden tot de dootschulden incluis, uitgenomen de somma van driehondert caroligulden, uit de boedel van Maes Willemsen (zijn zoon) competerende, ..... en sullen Gerritjen Gerrits gehouden sijn den comparant een Eerlijke begraffenisse aen te doen met den comparanten fatsoen en Staet overeen komende, tot private kosten van Gerritjen Gerrits".
Voorts laat Willem Maesse na aan zijn "nigt Geertgen Hendrichsen dochter van Henrich Gijsberts, een acker boulant in Maenen genaempt de Kleijnen elstacker.... en verclaert comp.t. vorder tot sijne enige en universele erftgen. in alle desselfst nae te latene ongerede goederen aen te stellen sijn comp.n. neven en nigten....".
Hierna volgen de namen van alle onder generatie V vermelde personen, allen zonen en doch-ters van zijn broers en zusters, vermeld onder generatie IV. Zijn broers en zusters zijn dan echter allemaal al overleden.
Ook onder Wageningen bezat de familie eigendommen. In verpondingen Wageningen dl. 914 fol. 82 over 1649 staat vermeld:
"Maes Everts, 1 mergen int Velthuyser Kempken 3-:-:."
Dit moet dan Maes Everts(en) zijn die op de "bouhof Velt Huijs" boerde.
Ook ene Wolter Everts en Derck Everts met als pachter Henrick Geurts - zie lijst pachters van de boerderij `Velt Huys' - komen hier voor als eigenaren van land.
In dl. 920, fol. 86, maancedulen over 1695, staat vermeld: "Evert Maesz, op naem van Maes Evertsen in de Ossecamp mergen lants." Ik zie in deze twee personen weer de Maes Evert-sen op de bouhof Velt Huijs en diens veronderstelde zoon Evert Maesen die op de Slijpkruik is gaan boeren. Wel is de mergen lants kennelijk bij de vererving in twee delen gesplitst, waarbij vermoedelijk weer de andere helft aan Henrichjen Maesen de zuster van Evert is vererft.
Dezelfde Evert Maesz komt op fol. 89 voor als eigenaar van "7/4 mergen lants in de Osse-campen op naemen van Adriean Jacobs en Barth Albaersz."
Ook in dl. 922, de maancedulen over 1705, vinden we deze bezittingen weer vermeld. Tenslotte vinden we in dl. 934 fol. 70 dit bezit oorspronkelijk afkomstig van A(driaen) Jacobs terug in handen van weduwe Maes Evertsen. waarna een aantekening volgt dat het in dato 28 maart 1755 wordt verdeeld als volgt: "Gijsbert Maesen (op `de Slijpkruik') 'd 3-5-8; Aart Aertsen 'd 3-5-8".
|