Aantekeningen |
- vermoedelijk vernoemd naar haar grootmoeder Beatrijs, echtgenote van Sweder van Culemborg Hubertsbastaardzoon, reeds vermeld in de beleningsakte van haar zuster Geryken 1517 [1], overl. waarsch. ca. 1578 [2],
[1] Archief der heren en graven van Culemborg, Inv.Nr. 4775, 135.
[2] Archief der heren en graven van Culemborg, Inv.Nr. 5637
Uit alle onderzoek is altijd maar het bestaan van ?e?en Beatrix Wtenweerde gebleken. De Beatrix uit 1517 laat zich volgens Archief Heren en Graven van Culemborg, Inv.Nr. 4775, fol. 135 traceren als dochter van Arnt Wtenweerde en Hadewich van Culemborg (zie ook: J.C. Kort, 'Het goederenbezit van de heren van Culemborg in Maurik, 1299-1669', in: Genealogische Bladen 2 (Arnhem 1993), 89. De latere naamgenote is indirekt aanwijsbaar als dezelfde persoon. Dat wil zeggen, ze laat zich in de bronnen niet in een bewijs vangen zoals we dat het liefst hadden gezien, maar haar identiteit moet worden afgeleid uit:
haar plaatsbepaling qua generatie binnen de familie Wtenweerde;
de naamgeving aan een zoon met de naam 'Sweer' (de naam van Beatrix' grootvader maternel Sweder van Culemborg);
opvolgster van Olifier Wtenweerde als pachter van land te Ommeren, die blijkens diverse bronnen zoon is van Arnt Wtenweerde, hun beider vader, en die eveneens een zoon Sweder had;
haar belening blijkt met de Beatris hofstede, waarmee op 30-5-1598 haar zoon Jan Roelofsz wordt beleend (die op 23-1-1606 wordt opgevolgd door zijn broer Cornelis Gijsbert Roelofsz) Attentie voor de stapelwijze van de patroniemen! Deze hofstede komt in de oude Culemborgse rekeningen voor, o.a. in 1481/82 (AHC 5534), wanneer wordt gezegd 'daar Beatris te wonen plach'. Tijdrekenkundig komt voor deze Beatris de echtgenote van Sweder van Culemborg in aanmerking.
(Vriendelijke mededeling van de heer W.F.M. Ahoud).
|