Aantekeningen |
- Predikant te Jarsum (O-FR) 1598-1607; Grijpskerk 1607-1611; Gasselte
1611-1630; Zuidlaren 1630-1631. In Grijpskerk werd hij veroordeeld
wegens laster. In 1618 was hij voor Drenthe afgevaardigde bij de
Nationale Synode van Dordrecht als
revisor van het Nieuwe Testament. Zijn collega Onias Bo?thius uit
Coevorden werd aangesteld als revisor van het Oude Testament. Beiden
werden echter al na een dag vervangen wegens hun gebrekkige kennis van
de Nederlandse Taal. In 1622 en
1624-26 was Cuperus visitator namens de classis Rolde. In 1627 verzorgde
Cuperus de sluitingspreek van de synode, met de preek over Romeinen 10:
1,2.
Hij verscheen in 1622 op een synode-vergadering met een gewonde
rechterhand, omdat Henricus ab Holle op zondag 26 juni 1622 hem met een
sabel had verwond in Cuperus eigen huis. Ab Holle was daarbij dronken
geweest en had op alles en
iedereen gescholden. De vergadering besliste, dat Ab Holle voorlopig
werd geschorst, terwijl Cuperus binnen een termijn van 10 dagen verslag
zou moeten uitbrengen. Op 10 augustus 1622 werd er door de Drost,
gedeputeerden en enkele
gecommiteerde predikanten over vergadert. Cuperus had geen verslag
uitgebracht ondanks herhaald aandringen, omdat hij maar liever de zaak
liet rusten. Ab Holle zou namelijk iets over vroegere wandaden van
Cuperus weten. Ab Holle werd
verzocht de synode te melden wat hij wist over Cuperus verleden.
Aanvankelijk weigerde hij, maar later werd hij gedwongen om op de vragen
van de synode in te gaan. Uit de antwoorden blijkt, dat Ab Holle
verhalen vertelde over een eventuele
brief die Cuperus aan een lichtzinnige vrouw zou hebben geschreven.
Uiteraard ontkende Cuperus dit. Bovendien gaf hij verslag van het
gebeurde in de pastorie. De volgende dag moest Ab Holle eveneens verslag
doen. Beide predikanten mochten
aanblijven, maar kregen een boete. Tevens moesten beide predikanten in
hun gemeente om vergeving bidden. In 1631, inmiddels predikant te
Zuidlaren, gingen er allerlei geruchten over zijn verleden. Wederom
moest hij zich verantwoorden,
waarbij hij erkende, dat hij in het verleden eens wegens overspel ter
dood was veroordeeld. Indertijd was dat vonnis niet ten uitvoer
gebracht, maar hij was toen gegeseld. Hierop werd hij doot de synode op
8 december 1631 afgezet, waarna
hij omstreeks 1633 is vertrokken naar de Pfaltz. Aldaar zal hij zijn
overleden.
|