Aantekeningen |
- Op 8 april 1708 (Pasen) doet Neeltje belijdenis (Archief N.H.-kerk te Piershil).
Neeltje is vermeld in het lidmatenboek Goudswaard 17 september 1740.
Op 5 december 1761, Neeltje is dan 75 jaar, laat zij een overeenkomst opmaken waarin, in tegenstelling tot het testament van 19 oktober 1741, opgemaakt door haar man Krijn van Nuffelen, haar zoon Jacob Hoogvliet vier gemeten land schenkt. Volgens het testament van vader Krijn zou hij er acht erven. Kennelijk als verzachting voor de "schade" krijgt Jacob wel het vruchtgebruik van de totale acht gemeten, direct vanaf het moment van de overeenkomst. Volgens Neeltje was er in het tetstament van Krijn geen rekening gehouden met het eigen deel van Neeltje. Krijn en Neeltje waren in gemeenschap van goederen getrouwt.
Neeltje liet deze overeenkomst maken omdat ze bang was dat er "naer haer overlijden onder hare kinderen en erfgenamen deswegens moeijelijkheijt soude konnen ontstaan ende daer in willende voorsien".
In 1742 taxeren Schout en Schepenen van Goudswaard, dat men noemt de Koorendijck, op verzoek van Neeltje Waalboer, weduwe van Krijn van Nuffelen, de helft van de onroerende goederen. Neeltje bezat met Krijn eenen gemene boedel.
Aan de hand van de taxaties kon Neeltje het "Gemenelants Regt" betalen.
De taxatie bestond uit "de helfte in de wooninge ende de nomero van omtrent dertig gemeeten* Weijlandt leggende in de polder van de Oude Koorndijk".
* Gemet: vlaktemaat gelijk aan de helft van een morgen (zoveel met op een ochtend ploegen kon. Een morgen was ongeveer 4.200 m2. Deze maat was niet overal hetzelfde. We kunnen uitgaan van 12 hectare grond. In de akte staan helaas geen bedragen vermeld. Deze zijn vermoedelijk later uitgewerkt.
Op 4 september 1766 maakt Neeltje haar testament op: met een tegoed van 8000 gulden, testeert zij: Zij legeert aan haar zuster Arendje Waalboer, echtgenote van Jacob de Jong van de Coorndijk 100 gulden, 4 hemden, waarvan 2 gemaakt en 2 niet gemaakt, een zwarte fluwelen mantel, 2 schorten, 2 rokken, 1 paar kousen, en een paar zwarte schortekleden. Verder aan haar zuster, en na haar dood aan haar man J.de Jong, een levenslang vrij gebruik van een boomgaard in Oud-Coorndijk, dat zij nu in huur hebben van testatrice. Mocht de zuster eerder overlijden dan testatrice dan komt de 100 gulden voor de helft aan de diaconie, een kwart aan de armen en een kwart aan de kerk. Zij maakt tot haar erfgenaam haar drie kinderen Jan, Jacob en Jobje Hoogvliet ieder in legale portie. Haar kleren en meubelen, die eventueel verkocht worden ook in drie delen te verdeln, even als de erfportie van haar oom Cornelis Waalboer, die nog voldaan moet worden. Zij stelt tot executeur testamentair Gillis Verrij, Schout en secretaris in Piershil - Goudswaard 1766.
|